Het Nicaraguaanse bedrijf AGROEXCELL, producent van aardappelen voor binnenlandse consumptie, besloot pootgoed te importeren om nieuwe rassen te kunnen introduceren, die competitiever zijn dan de bestaande binnenlandse rassen. Deze rassen moeten voldoen aan twee belangrijke criteria: productiviteit en de behoeften van de binnenlandse markt in termen van kwaliteit, voedselveiligheid en presentatie.
Om deze reden ging AGROEXCELL een samenwerking aan met het Franse Comité Nord. Er werden in totaal 18 Europese aardappelrassen geïmporteerd, allemaal geproduceerd in Frankrijk. Het doel was om een validatieproces te ontwikkelen waarin vooral het aanpassingsvermogen aan de verschillende omstandigheden op het Midden-Amerikaanse subcontinent werd getest. De evaluatie richt zich op productieve prestatie, weerstand tegen ziekten en populariteit bij de consument.
De resultaten van de eerste validatieperiode waren productief: er werden zeven rassen met een opmerkelijk aanpassingsvermogen gevonden. De rassen met de beste milieu-index waren de Banba en Burren van IPM, Florice van ETs ROUSSINEAU, Atlas, Daifla en Loane van Germicopa, en de Touareg van Van Rijn.