De AGF-keten wordt vaak gekarakteriseerd door een zandloper: duizenden telers en voedselproducenten aan de ene kant, miljoenen consumenten aan de andere – en daartussen een smalle doorgang van supermarkten en inkooporganisaties. Die flessenhals wekt de indruk dat een beperkt aantal retailers een buitengewoon sterke onderhandelingspositie inneemt. Door zich bovendien te verenigen in Europese allianties, hebben zij hun invloed verder vergroot. Toch stelt emeritus hoogleraar retail Marcel Corstjens dat juist deze inkoopclubs essentieel zijn voor het voortbestaan van supermarkten, zo meldt vakblad Distrifood.
© Rolmat | Dreamstime
"Het palmares van retailers op het gebied van organische internationalisatie is over de afgelopen twintig jaar bijzonder zwak – met uitzondering van de hard discounters. Inkoopallianties zijn daarom een effectief antwoord," aldus Marcel Corstjens. Volgens hem is samenwerking in inkoopclubs de enige manier waarop supermarkten kunnen overleven. Bovendien zijn deze allianties volgens hem ook in het belang van de consument: "Ze doen precies wat de overheid zou moeten doen: geld halen bij de vermogende producenten en dit teruggeven aan de consument."
Nederlandse supermarkten onder druk
De Nederlandse supermarkten liggen onder een vergrootglas. De sterk gestegen voedselprijzen waren begin april aanleiding voor de Tweede Kamer om in gesprek te gaan met onder anderen de CEO's van Albert Heijn, Jumbo en Lidl, Everest-topman Gianluigi Ferrari en retailhoogleraar Laurens Sloot. Volgens de hoogleraar zijn de gemiddelde reguliere consumentenprijzen tussen 1 januari 2020 en eind 2024 met ongeveer 30% gestegen.
Hij wijst de gestegen productiekosten aan als belangrijkste oorzaak: "Het betreft hier de prijzen die supermarkten aan hun leveranciers betalen. De inkoopkosten vormen gemiddeld zo'n 70% van de uiteindelijke verkoopprijs. EUROSTAT-cijfers laten zien dat producentenprijzen in de periode 2019–2024 met ongeveer 38% zijn gestegen. Dit verklaart dus het overgrote deel van de prijsstijgingen (70% * 38% = 26,6%)." Daarnaast wijst hij op stijgende kosten voor energie, huur, lonen en verduurzaming, zoals premies aan de primaire sector voor programma's als PlanetProof en 'Beter voor' van Albert Heijn. Tegelijkertijd zijn consumenten steeds prijsgevoeliger, waardoor supermarkten moeite hebben om deze kosten volledig door te berekenen zonder klanten te verliezen.
Nederland goedkoper dan België en Duitsland
Uit een prijsvergelijking van EFMI Business School blijkt dat Nederlandse supermarkten gemiddeld circa 3% goedkoper zijn dan die in België en Duitsland. Dit is opmerkelijk, aangezien de btw op de meeste voedingsmiddelen in Nederland 9% bedraagt, tegenover 6% in België en 7% in Duitsland. Volgens Laurens Sloot is dit te danken aan de hoge efficiëntie van Nederlandse supermarkten: "Ze realiseren een relatief hoge omzet per vierkante meter, en de loonkosten zijn lager door het hogere aandeel zelfbediening en het gebruik van zelfscankassa's."
Specifiek voor versproducten geldt dat deze in Nederland iets goedkoper zijn dan in België. Lang houdbare producten en A-merken zijn daarentegen in België gunstiger geprijsd. Sloot voegt daaraan toe: "Dit is een momentopname. Marges op versproducten, A-merken en huismerken kunnen in de tijd veranderen. Zo waren de marges op A-merken twintig jaar geleden laag, terwijl versproducten toen goed rendeerden. Inmiddels is dat in Nederland meer in balans."
Politiek beleid en het speelveld
De collectieve lasten in Nederland zijn sinds 2010 gestegen van circa 35% naar 39% van het bruto binnenlands product (bbp). Laurens Sloot benadrukt dat het aan de politiek is om te zorgen dat btw, accijnzen, sociale lasten en energiebelastingen in lijn blijven met die in de omringende landen. "Wil men de betaalbaarheid van levensmiddelen waarborgen, dan moet de collectieve uitgavengroei worden beperkt en terughoudend worden omgegaan met belastingverhogingen. Er moet aandacht zijn voor een 'level playing field' binnen de EU om omzetverschuiving naar het buitenland te voorkomen."
Supermarkten over hun marges
Albert Heijn stelt te werken met zeer lage marges: "Van elke euro die klanten bij ons besteden, gaat het overgrote deel naar inkoop, transport, lonen en huur. Voor belasting en rentelasten blijft gemiddeld slechts 4 cent over – en vaak zelfs minder." Vooral op verse producten zijn de marges laag. "Groente en fruit leveren minder op dan houdbare producten. Daarbij brengen versproducten ook hogere kosten met zich mee, onder andere voor gekoelde opslag en transport," aldus het position paper van Albert Heijn.
Albert Heijn pleit voor het wegnemen van grensoverschrijdende inkoopbeperkingen. "Volgens onderzoek van de Europese Commissie kunnen Europese consumenten samen jaarlijks 14 miljard euro besparen als de Interne Markt volledig functioneert en detailhandelaren grensoverschrijdend kunnen inkopen. Dit zou ook in Nederland leiden tot lagere consumentenprijzen."
Ook Jumbo rapporteert lage marges: in 2024 bedroeg de winstmarge slechts 0,3%. De kosten voor arbeid stegen dat jaar met 55 miljoen euro, een toename van 7%. Daarnaast investeerde Jumbo in duurzaamheid, onder meer via langdurige samenwerkingen met boeren en telers. Deze duurzame producten brengen extra kosten met zich mee, die deels worden doorberekend aan de consument. Ook Jumbo is voorstander van het afschaffen van territoriale inkoopbarrières binnen Europa.
Bronnen: Distrifood, Position papers Laurens Sloot, Jumbo en Albert Heijn t.b.v. rondetafelgesprek Voedselprijzen