Elke appel is anders
Appels bevatten zetmeel. Tijdens het rijpen wordt dit omgezet in suikers. Daardoor worden sommige appels, die in de herfst zuur smaken, met de tijd zoeter. Dat geldt bijvoorbeeld voor de rassen Braeburn, Golden Delicious en Boskoop. Deze rassen, die na het plukken nog wat moeten rijpen, worden tijdens de oogst als plukrijp bestempeld. Dit in tegenstelling tot eetrijpe appels zoals Rubens of Cox Orange, die meteen na het plukken van de boom gegeten kunnen worden.
Wie appels niet alleen zo wil eten, maar ze bijvoorbeeld ook tot taart of moes wil verwerken, kan in principe elk ras gebruiken. Er zijn echter wel soorten die aanbevolen worden. Zo is de soort Boskoop bijvoorbeeld erg geschikt als kook- en bakappel. Dat komt door zijn uitgesproken zuurheid en zijn vaste vruchtvlees. De zoete, weinig zuurhoudende Fuji is daarentegen juist bijzonder geschikt als handappel of om klein gesneden aan een salade toe te voegen. De Jonagold en de Jonagored zijn voor elke toepassing geschikt.