
Vroeger werden kruisbessen onrijp geplukt voor de verwerkende industrie. Tegenwoordig worden ze rijp geplukt voor de verse consumptie en komen dan voornamelijk vanaf eind juni tot begin augustus op de markt. Bij zeer lage temperaturen tot tegen het vriespunt is de bes enkele weken houdbaar. Er zijn rassen met groene, gele, rode en roodpaarse bessen.
In de commerciële teelt zijn de rassen met rode of roodpaarse bessen het meest populair, omdat de vruchten er voor verse consumptie het meest aantrekkelijk uit zien. Dit neemt niet weg dat er binnen het sortiment van rassen met groene of gele bessen ook rassen voorkomen met een zeer goede consumptiekwaliteit.
In de commerciële teelt wordt algemeen gekozen voor de teelt aan hagen. Sommige rassen hebben een hangende groeiwijze waardoor ze niet meer geschikt zijn voor de teelt als vrijstaande struik, doch alleen nog maar aan een haag kunnen worden geteeld. Bij de teelt aan hagen worden palen gezet met daartussen draden gespannen. Vervolgens worden per struik twee of drie gesteltakken omhoog geleid, waarbij er door middel van snoei voor wordt gezorgd dat de gesteltakken elk jaar over de volledige lengte zijn bekleed met vruchtdragende hout.

De kruisbes bloeit in april met groenachtige of vuilpaarse bloemen. Amerikaanse kruisbessenmeeldauw, de bekendste schimmelziekte, veroorzaakt op jonge scheuten en bessen een witte schimmel. De ontwikkeling van de scheuten wordt sterk geremd en de bessen worden waardeloos. Er zijn tegenwoordig rassen verkrijgbaar die niet tot weinig vatbaar zijn voor deze ziekte. Een andere schimmelziekte is bladvalziekte en de bessenaanplant is ook vatbaar voor spint en de bessenbladwesp.