De ondernemer kocht in 2015 een bedrijfsgebouw, ingericht voor de geconditioneerde opslag en rijping van fruit. Volgens de ondernemer behoren de koelcellen en de stellingen tot de roerende zaken. Daar is de inspecteur van de Belastingdienst het niet mee eens: die vindt dat het bestanddelen van het gebouw en dus onroerende zaken zijn. Scheelt misschien maar twee letters, maar scheelt ook ruim een ton aan overdrachtsbelasting, dus de ondernemer diende bezwaar in tegen het oordeel van de inspecteur.
De rechter oordeelde eerst in het nadeel van de ondernemer. "Het gebouw, de cellen en de stellingen zijn in constructief opzicht specifiek op elkaar afgestemd", vindt de rechtbank. "Het gebouw is als rijpings- en opslagruimte voor groenten en fruit zonder de daarvoor benodigde cellen en stellingen als onvoltooid te beschouwen." Dat betekent dat de cellen en de stellingen bestanddelen zijn van het gebouw. Het bezwaar tegen de hogere overdrachtsbelasting werd daarom afgewezen.
Het hof echter is nu van ander oordeel. Die geeft de ondernemer gelijk en vindt dat de koel- en rijpingscellen geen bestanddelen van de onroerende zaak zijn. "De onroerende zaak is niet specifiek gebouwd voor de opslag en rijping van fruit en het gebouw en de koel- en rijpingscellen zijn in constructief opzicht niet specifiek op elkaar afgestemd."
"Het Hof is overigens van oordeel dat dit alles geldt, ongeacht of de koel- en rijpingscellen en de stellages ten opzichte van het gebouw in combinatie en gezamenlijk dan wel afzonderlijk ter beoordeling in de beschouwing worden betrokken. De koel- en rijpingscellen en de stellages zijn derhalve als roerende zaken aan te merken." De Belastingdienst moet daarom het verschil terugbetalen aan de ondernemer en de proceskosten vergoeden.