De verschillende ecotypes onderscheiden zich vooral op het gebied van rijping en oogstperiode, die van februari tot juni loopt, en waaraan zij hun namen danken: Febbrarese, Marzatica, Aprilatica, Maggiaiola en Giugnese. Telers kunnen hierdoor de markt maandenlang verse uien leveren en hebben geen last van opslagproblemen en -kosten.
Het profiel van organische zuren (appelzuur, citroenzuur, barnsteenzuur, pyrodruivenzuur, ascobinezuur en wijsteenzuur) toonde aan dat het gehalte appelzuur (tussen de 58 en 79 mg/100 gram vers gewicht) en citroenzuur (tussen 20 en 63 mg/100 gram vers gewicht) bij alle types hoog was. Van de oplosbare suikers (fructose, glucose en sucrose) was fructose het meest aanwezig met een gehalte tussen de 1,74 tot 2,26 gram/100 gram vers gewicht.
Over het algemeen toonden de resultaten aan dat de temperatuur van invloed is op de kwaliteitsparameters. Aprilatica, Maggiaiola en Giugnese uien, die geteeld worden in de warmere periode, hadden een hoger gehalte aan zwavel ten opzichte van de Febbrarese en Marzatica uien. Het fenolenprofiel en de antioxidantwerking waren ook hoger bij uien die in het vroege voorjaar geoogst werden.
Bron: Loredana Liguori, Rosa Califano, Donatella Albanese, Francesco Raimo, Alessio Crescitelli, Marisa Di Matteo, 'Chemical Composition and Antioxidant Properties of Five White Onion (Allium cepa L.) Landraces', 2017, Journal of Food Quality, Article ID 6873651, 9 pages, doi.org/10.1155/2017/6873651