Voedingsrapport 2017
Hoe Duitsland zich voedt
Forsa-directeur Manfred Güllner (li) en minister Christian Schmidt presenteren het voedingsrapport 2017 - Foto: BMEL
De Duitse minister van Voeding, Christian Schmidt, en Forsa-directeur Manfred Güllner presenteerden voor de tweede keer het voedingsrapport. Ze presenteerden de resultaten van de jaarlijkse enquête op 3 januari 2017 aan journalisten in Berlijn.
Met het voedingsrapport brengt meningsonderzoekinstituut Forsa de eetgewoontes, -wensen en -trends in Duitsland in kaart in opdracht van de Duitse minister van Voeding. "Het voedingsrapport 2017 is als het ware een spiegel van onze maatschappij. Hij toont hoe voeding, inkopen doen en koken in het moderne dagelijks leven geïntegreerd zijn en dat eten meer is dan enkel de inname van voedingsstoffen. Het hoort bij het culturele en sociale 'wij'-gevoel. Het staat net zo zeer voor vaderland en gezondheid als voor de stijgende verwachtingen en eisen aan een duurzame en verantwoordingsbewuste levensmiddelproductie", zei Christian Schmidt bij de presentatie van het rapport.
Voedingsonderwijs op het rooster zetten
Het is een wens van minister Schmidt dat er een schoolvak over voeding komt. De grote meerderheid van de ondervraagden is het hiermee eens. Zo vindt negen van de tien Duitsers voedingsonderwijs even belangrijk als wiskunde, Duits of Engels. Reeds in 2016 heeft 89 procent aangegeven dat de grondbeginselen van een gezonde voeding op de basisschool op zijn minst onderdeel van het onderwijs zou moeten zijn. Volgens de uitkomsten van het voedingsrapport kan er ook op gerekend worden dat een dergelijk onderwijsaanbod goed wordt ontvangen door de scholieren: van alle leeftijdsklassen koken de 14 tot 18-jarigen het liefst. "Dit enthousiasme zou met schoolkeukens en systematische onderwijsconcepten opgepakt moeten worden", zei Schmidt.
Meer duidelijkheid over de houdbaarheid van levensmiddelen
Minister Schmidt zet zich in voor een houdbaarheidsdatum die duidelijk maakt wanneer een levensmiddel daadwerkelijk niet meer consumeerbaar is. Bij de enquête voor het voedingsrapport 2017 heeft 70 procent van de ondervraagden aangegeven dat een dergelijke datum de minimale houdbaarheidsdatum zou moeten vervangen. 89 procent is voorstander dat op niet-bederfelijke levensmiddelen geen minimale houdbaarheidsdatum zou moeten worden aangegeven. "We herkennen dus duidelijk dat de minimale houdbaarheidsdatum toe is aan vervanging. De consumenten willen een duidelijk datum die aangeeft wanneer een levensmiddel niet meer consumeerbaar is", stelde minister Schmidt vast.