Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
Cor Hendriks, Rabobank:

“Goed tuinbouwjaar was niet de verdienste van de sector”

Tholen – 2015 werd afgesloten met berichten over historisch hoge inkomens voor glasgroententelers en nu 2016 vier maanden onderweg is, lijken de gevolgen daarvan duidelijk. Van Agriport tot Limburg en van het Westland tot Terneuzen verschijnen er nieuwe kassen. Maar de slechte situatie in de tuinbouw is nog lang niet voorbij, zegt Cor Hendriks, sectormanager tuinbouw bij de Rabobank. "Als de tuinbouw zelf niet meer ketenregie ontwikkelt, is ook Coalitie HOT een verloren inspanning."

Nieuwbouw
Nieuwbouw in Terneuzen, nieuwbouw in Luttelgeest, nieuwbouw in Limburg, nieuwbouw in het Westland. Er wordt weer gebouwd in de Nederlandse tuinbouwsector. Opgeteld komt Cor Hendriks, sectormanager glastuinbouw bij de Rabobank, uit op zo'n 50 hectare in tomaat en zelfs 60 hectare in paprika. Vergeleken met de bouwcijfers van de afgelopen jaren is het een behoorlijke opleving, maar Hendriks zet de cijfers ook in perspectief. Kijkend naar het totale Nederlandse vruchtgroenteareaal, 3.600 hectare, en de levensduur van een kas, 15-20 jaar, moet er jaarlijks minimaal 200 hectare gebouwd worden om de moderniteit van het glasgroentenareaal in stand te houden. "De nieuwbouwcijfers lijken behoorlijk, maar de vernieuwing die nodig is om de moderniteit van het areaal in stand te houden, wordt sinds 2009 niet meer gehaald", ziet hij. " Bovendien betreffen de huidige bouwactiviteiten een uitbreiding van het areaal – en op meer volume zit niemand te wachten."

Het moge duidelijk zijn: ondanks de bouwberichten en ondanks het positief afgesloten kasgroentenjaar 2015, staat de glastuinbouw nog steeds onder druk. "De bedrijven die nu kunnen investeren, hebben ook in de slechte jaren rendement weten te maken. Dat zijn de koplopers. Het goede glasgroentejaar 2015 kan hebben bijgedragen aan het momentum – maar was het dit jaar niet, dan was het volgend jaar wel gebeurd. Maar de grote middengroep heeft de afgelopen jaren behoorlijk te kampen gehad met een verlieslatende exploitatie. Dit heeft een aanslag gepleegd op de buffers van die bedrijven. Ook is in de glastuinbouwsector de afgelopen jaren de waarde van de bedrijven gedaald en daarmee ook het vermogen. Die bedrijven hebben een aantal goede jaren nodig om weer op niveau te komen." En of dat gaat gebeuren, is nog maar de vraag. "Dat zal afhankelijk zijn of de sector elkaar weet te vinden. Dat vorig jaar tot tevredenheid is verlopen, is niet de verdienste geweest van de sector."

Spanje
Het gunstig verlopen seizoen is vooral te danken aan de Spaanse weersomstandigheden, stelt Hendriks. "Kijkend naar de volumes en de kwaliteit die daardoor werd geproduceerd. De afgelopen periode zie je dat de prijzen opnieuw onder druk staan door de hoge producties in Spanje. De tomaat- en komkommerprijs staat onder druk en alleen paprika was bij de start van het Nederlandse seizoen een uitzondering. Spanje is de groentetuin van Europa, het land waar de grootste volumes vandaan komen en daarmee blijven ze de eeuwige concurrent." Bovendien heeft Spanje de afgelopen jaren stappen gezet. "Niet zozeer qua modernisering, maar wel in samenwerkingen en afzet", verwijst Hendriks naar de fusies van grote Spaanse kasgroentenpartijen. "Daarmee hebben ze rechtstreekse lijnen naar de Europese retail. Voor Spanje zijn dat positieve ontwikkelingen in de afzetstructuur." En niet alleen Spanje – maar ook in Oost-Europa is de tuinbouw in ontwikkeling. Die landen liggen strategisch gunstig ten opzichte van bijvoorbeeld exportmarkt Duitsland."

En toch, ondanks die concurrentie, blijft Nederland dominant op de Duitse en Engelse markt. "Dat is een kans voor Nederland", vervolgt Hendriks. "Want die zijn er zeker. Ook als Spanje en Marokko op de markt zijn, heeft Nederlands product in Duitsland en Engeland de voorkeur. Er wordt meer voor betaald – er is onderscheidend vermogen. Daar kunnen we meer uit halen." De grote belemmering voor het benutten van de kansen is echter Nederland zelf. "Nederland is concurrent van zichzelf. Niemand durft nee te zeggen en er is geen regie op de keten. De macht ligt bij de retail, bij de discounters. De Nederlandse producenten va n tomaat, paprika, aubergine en komkommer hebben onvoldoende regie. De versnippering in de afzet, zowel bij de producenten als de handel, is een bedreiging voor Nederland . ." En toch – vervolgt Hendriks – is er die dominantie op de Duitse en Engelse markt. "Terwijl het Nederlands product hoger geprijsd is. Het toont dat er meer speelt dan alleen geld. Dat zag je vorig jaar ook: de telersprijzen lagen op een hoger niveau en daarbij komt dat de consument geen gram minder eet als de producten enkele dubbeltjes per kg duurder zijn. Het is nog zo'n kans die de producenten nu laten liggen in de markt. Er is meer uit te halen, daar zijn we als Rabobank van overtuigd."

Coalitie HOT
Daarom is Rabobank al vanaf het begin af aan betrokken bij Coalitie HOT, het samenwerkingsverband met de tuinbouwsector en met de overheid ter versterking van de glastuinbouwsector. Onderdeel daarvan is de vorming van de Federatie VruchtgroentenOrganisaties om meer regie over het product te voeren. "We geloven er zeker in. De Federatie is gevormd en met de recentelijke toetreding van ZON is er een organisatie ontstaan waarin 80-85 procent van het Nederlandse vruchtgroentenareaal zich heeft verenigd." Terwijl de organisatie nu nog druk is met het verzamelen en uitwisselen van data over onder andere bestaande en nieuwe markten, moet het vinden van een gezamenlijke strategie een volgende stap zijn. Teruggaan naar minder afzetpartijen is daarbij een doel. "Wat ons betreft wel", vindt Hendriks. "Drie of vier zou een behoorlijke stap zijn. Het gaat niet om één partij meer of minder – maar om hoe je elkaar in de markt kunt vinden in plaats van elkaar te bevechten. Je zult altijd vrije partijen op de markt houden – maar met coördinatie op 80 procent van je volume, kun je de regievoerder in de keten zijn. Nog temeer als in die samenwerking ook de volgende schakel in de keten wordt betrokken."

Handel wordt serviceprovider
Met de primaire sector als regievoerder, verandert ook de rol van de handelspartijen. "Er zijn momenteel ruim 300 geregistreerde handelspartijen. Die kloppen allemaal aan bij de paar retailpartijen die er in West-Europa nog zijn. Product gaat niet alleen verticaal, maar ook horizontaal door de keten. Het gaat over te veel schakels. Dat levert een onnodige kostenbelading op in de sector." Hendriks benadrukt dat elke schakel in de keten zijn meerwaarde moet kunnen etaleren. "Elke speler in de keten moet zich afvragen wat hij de volgende schakel te bieden heeft en wat de volgende schakel hem te bieden heeft. Dan kun je de keten efficiënt inrichten: producent, handelspartij, verkooppunt." Het verandert de rol van handel in serviceprovider. "Ze hebben die kennis, kunnen een collecterende functie vervullen en inspringen als logistiek dienstverlener. Dan ontstaat niet alleen horizontale, maar ook verticale samenwerking."

Voor hoeveel handelspartijen blijft er dan ruimte over? Daar kan Hendriks geen cijfer op zetten – maar het zullen er sowieso minder dan nu zijn. "Het is niet zo dat er met 15 retailers ook 15 handelspartijen moeten zijn – het kan zeker een veelvoud zijn. Zeker voor combinaties met andere producten en gericht op verschillende ketens als horeca, discount en detailhandel is er plaats voor meer partijen. Als je als primaire sector maar weet via welke schakels jouw product de consument bereikt", vat Hendriks samen. "Alleen dan kun je er sturing aan geven en kun je bouwen aan kwaliteit in het schap, aan category management. Dat kan de Nederlandse glastuinbouw: paprika, tomaat, komkommer – kleuren, snack, cocktail – en dat twaalf maanden per jaar, met voedselveilig product. Dat is weer die kracht van Nederland."

Rol van de bank
Hoe ziet de Rabobank de eigen rol hierin? Zijn ze actief bezig met het bewerkstelligen van deze transitie? "Wij zijn natuurlijk vooral financieel dienstverlener", vindt Hendriks. "We zijn wel, ten opzichte van een paar jaar geleden, kritischer ten aanzien van de positie die een ondernemer heeft in de keten en in de markt. We moeten vertrouwen hebben in het bedrijf, in de kasstroom. Die moet zo sterk zijn, dat ook in de mindere jaren de verplichtingen richting bank en crediteuren voldaan kunnen worden. Dan bekijk je hoe kwetsbaar een bedrijf is. Wat voor alternatieven zijn er als een markt wegvalt?" De afzet en marktpositie is een onderwerp dat meer de nadruk krijgt in de gesprekken en is zeker bij uitbreidingsplannen van belang. "Waar is ruimte voor jouw product? Hoe wil je het gaan aanbieden? Gelukkig beseffen de meeste telersverenigingen dit ook. Zij bespreken dit individueel en collectief met hun leden."

En voor onafhankelijke bedrijven in de markt? Kans op financiering? "Ook individuele bedrijven kunnen een heel sterk verdienmodel hebben. Het gaat om de kwetsbaarheid van de positie in de markt. Dat hebben we wel geleerd van de mindere jaren." En daarin is er vanuit de Rabobank nog zeker vertrouwen in de tuinbouw. "Zonder vertrouwen in de sector, zonder vertrouwen in de ondernemer financieren we niet. We kijken kritisch naar de positie van de onderneming in de keten en in de markt."

Nieuwbouw en toeleveranciers
Dat het verschillende ondernemers ook in slechte jaren lukt om rendement te maken en uit te breiden, is bovendien belangrijk voor de tuinbouwtoeleveranciers. " Als er niet geïnvesteerd wordt, is er ook geen geld beschikbaar voor R&D en technische innovaties. In bijvoorbeeld Spanje is dat minder van belang – maar in Nederland is de vaste kostenbelading hoog. Daarom is innovatie belangrijk voor efficiënte aanwending van fossiele brandstof en arbeid. Dat vliegwiel van innovatie en modernisering moet op gang blijven- anders verdwijnt de interesse van de toeleveranciers voor de Nederlandse markt." Maar er is ook een andere kant. Het gaat nu enkel om uitbreiding – niet om vernieuwing. Daarin schuilt een gevaar: de Nederlandse glastuinbouw moderniseert niet. "Het moet in Nederland niet gaan stormen", schertst Hendriks. Hij verwijst naar de Bommelerwaard, waar grote schade in de glastuinbouw nauwelijks gerepareerd kon worden door een tekort aan materiaal en manschappen. "Het betreft nu uitbreiding van het areaal terwijl het al genoeg moeite kost om het Nederlands volume met fatsoenlijk verdienmodel in de markt te zetten. Niemand zit te wachten op meer product."

Moeilijke situatie
Wat zijn de verwachtingen voor de tuinbouw? Komt de vernieuwing de komende jaren wel op gang? "De investeringen zullen de komende jaren niet op het niveau van het vorige decennium terugkomen", verwacht Hendriks. "Dat er jaarlijks glastuinbouwbreed 400 - 500 hectare gebouwd wordt, zien we de komende jaren niet gebeuren." Wat is wel realistisch? "Dat zal afhankelijk zijn van het rendement van 2016 en de volgende jaren. Lukt het de sector om de regie te pakken en geld te verdienen, of blijven we afhankelijk van de Spaanse omstandigheden? We hebben goede ondernemers, we hebben een moderne sector die dominant is op de Duitse en Britse markt. We hebben iets te bieden! Maar de investeringen die HOT wil plegen – vernieuwing, de infrastructuur, de ruimtelijke ordening – zijn verloren inspanningen als de sector geen geld verdient. Daarvoor is de regie over de afzet nodig. In die zin is de sector nu zelf aan zet."