Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
60% productie voor lokale markt

Uienteelt Spanje en Portugal in 2014 met 15% gegroeid

Het teeltareaal voor uien, lente-uitjes en sjalotten op het Spaanse-Portugese schiereiland is in 2014 fors gegroeid. In dit artikel neemt veredelingsbedrijf De Groot en Slot de teelt in deze twee Zuid-Europese landen eens onder de loep.



Het areaal groeide in 2014 gemiddeld met meer dan 15%. Opmerkelijk omdat er in de twee voorgaande seizoenen sprake was van een geleidelijke terugval. Het betekende het eerste herstel na het voor uientelers desastreuze teeltjaar 2010-2011 toen een groot deel van de opgeslagen uien moest worden vernietigd. In dit artikel worden de belangrijkste groepen uien uitgelicht. Dat is enerzijds de groep van vroege uien, anderzijds de groep van middenvroege tot late uien. Samen zijn deze groepen uien goed voor 80% van de uienproductie.

De vroege uien
Tot de groep van vroege uien rekenen we:
  • Japonesa: een Japanse ui met de vroegste oogsten van het jaar
  • Babosa: wordt in mei en begin juni geoogst
In totaal is deze groep goed voor zo'n 5.000 hectare in Spanje en nog eens 3.000 in Portugal. De voornaamste teeltgebieden in Spanje liggen langs de Middellandse Zeekust, in Catalonië en in Andalusië. In Portugal is dat in Setúbal en in Leiria. De vroege uien zijn ongeveer twee maanden houdbaar, maar worden meestal direct van het land af verkocht.

De middenvroege tot late uien
Deze groep uien omvat:
  • Liria: wordt geoogst in juli
  • Vroege Recas: voor directe consumptie, geoogst in juli en begin augustus;
  • Recas: voor bewaring, wordt geoogst vanaf half augustus.

Deze groep is goed voor ongeveer 14.000 hectare in Spanje en 3.000 in Portugal. De voornaamste teeltgebieden liggen in Spanje in Andalusië, Aragón, Castilië-La Mancha en Castilië-León. In Portugal is dat in Ribatejo, Setúbal en Beja. De middenvroege Liria uien kunnen ongeveer drie maanden bewaard worden. De variëteiten van de vroege Recas zijn tot vijf à zes maanden houdbaar, maar vanwege de hoge temperaturen en de gemakkelijke verspreiding van de schimmel aspergillus wordt aanbevolen deze niet langer dan drie maanden te bewaren. De Recas is met een houdbaarheid van meer dan zes maanden goed geschikt voor bewaring, vooral als er een antispruitmiddel wordt gebruikt en opslag plaatsvindt in koelcellen. De rijping dient uiteraard plaats te vinden bij gematigde minimum- en maximumtemperaturen, vooral als de herfst aanbreekt.



Specialiteiten
In Spanje en Portugal hebben specialiteiten zeker bestaansrecht. Dit zijn vaak lokale
rassen met een hoge toegevoegde waarde. De belangrijkste kenmerken zijn: wit en zoet, rood en plat. Tevens worden er bosuitjes, sjalotten en bieslook geteeld als specialiteiten. Samen zijn deze rassen goed voor 2.500 hectare. Omdat de consumptie van rauwe ui heel populair is, is er veel vraag naar uien met dikke, knapperige en sappige ringen en een zoete smaak, onafhankelijk van de scherpte. Om die reden hebben de traditionele vroege uienrassen gezelschap gekregen van andere rassen, die zoet zijn (zoals de witte Blanca Dulce de Fuentes) en hybride types die zijn aangepast aan de breedtegraad en aan de klimaatomstandigheden in Spanje en Portugal.



Verschillen
Verschillen in teelt en opbrengst komen, buiten genetische verschillen, met name voort uit weersverschillen in de zomer, waar in 2014 weken van extreme hitte werden afgewisseld met weken waar het kwik niet boven de 30 ºC kwam. Lagere rendementen deden zich voor ten gevolge van storm- en hagelschade en concentreerden zich verder in hoger gelegen gebieden, waar in juni en juli de minimumtemperaturen te laag bleven voor een goede ontwikkeling van blad en bol.

De teelt
Uien worden in Spanje en Portugal geteeld door middel van directe zaai, verplante uien (ook wel transplant genoemd) of via eerstejaars plantuien. Voor directe zaai worden tussen de 450.000 en 650.000 zaden per hectare gebruikt, afhankelijk van het type en de gewenste bolmaat. Verplanten (meestal met wortelkrans) gebeurt handmatig of machinaal en gaat met een plantdichtheid van 250.000 tot 400.000 planten per hectare. Het gebruik van eerstejaars plantuien is in de herfst populair
voor de productie van bosuitjes, vooral langs de Middellandse Zeekust. Tot nu toe gaat de voorkeur uit naar verplanten.



Agronomische knelpunten
De belangrijkste agronomische knelpunten in de uienteelt zijn de volgende:
  • bodemziekten: pinkroot en fusarium
  • gewasziekten: valse meeldauw, stemphylium, purpervlekken- en bladvlekkenziekte
  • bolziekten: aspergillus en koprot
  • trips (spelen een rol bij secundaire besmettingen en het overdragen van virussen)
  • uienvlieg (schade bij ontkieming, tijdens de teeltontwikkeling en in de bol door secundaire besmettingen)
  • bacteriënziekten
  • zonnebrand (misvorming van de bol, waardoor kans op secundaire besmettingen)
Prijsstelling
De prijzen varieerden van april tot en met september van 2014 tussen de 10 en 20
eurocent per kg. In oktober kwam de prijs voor een kwaliteitsui met een maat van 60/90 mm nauwelijks hoger dan € 0,01 per kilo. Als de bolmaat boven de 100 mm komt, kan het product nauwelijks worden afgezet voor meer dan € 0,05. De maten boven de 100 mm worden alleen verkocht voor de verwerkende industrie.
De productiekosten voor één hectare uien liggen in Spanje tussen de 7.500 en 8.250 euro (afhankelijk of er direct wordt ingezaaid of dat er wordt verplant). De opbrengsten variëren van 40 tot 150 ton per ha. Gemiddeld ligt de opbrengst voor de grootste groep rond de 60 à 70 ton per ha. De hoogste kostenposten zijn de pacht en de irrigatie. De stijging over de afgelopen jaren was voornamelijk te wijten aan de hogere energiekosten van zowel elektriciteit als diesel.

De afzet
Globaal is 60% van de productie bestemd voor de thuismarkt: groothandelsmarkten en super- of hypermarktketens, bedrijven die schillen, invriezen of indrogen en horeca. Tussen de 30 en 40% van de uien is bestemd voor de export. De sector richt zich van oudsher op de Europese markt, maar met de komst van nieuwe soorten, die een hogere weerstand hebben en een betere houdbaarheid kijkt de export nu ook naar landen buiten Europa. Bovendien kan daarmee, afhankelijk van de beschikbare kwaliteiten en hoeveelheden, de export jaarrond plaatsvinden. Met het oog op deze nieuwe mogelijkheden wordt er door de bedrijven uit de sector flink geïnvesteerd in het moderniseren en verbeteren van systemen en faciliteiten.

Bron: De Groot en Slot
Publicatiedatum: